Cornelius Josephus de Grijs woonde in 1811, het
jaar waarin hij benoemd werd tot Municipale
Raad van de gemeente Marum samen met zijn
vrouw en schoon-familie, op de Corpus de Linde
ten zuiden van het dorp Marum. De aanduiding
''Corpus'' wijst erop, dat hier sprake is van
voormalig kloosterbezit; in dit geval het klooster
Trimunt. De Linde was een zeer voorname
hofstede omringd door grachten. Bij het
complex behoorde een flink aantal boerderijen,
vele hectares bouwland en daarnaast het
uitgestrekte Lindsterveld dat zo ongeveer de
hele zuidpunt van de gemeente omvatte. De
eigenaren van De Linde, de familie de Grijs, hun
voorgangers de Alserda's en ook nog eerdere
bewoners waren rooms-katholiek en daarmee
een uitzondering in de Marumer gemeenschap.
Het is bekend dat er in het verleden bij De Linde
een kapel heeft gestaan waar een priester uit
Groningen van tijd tot tijd de mis opdroeg. Het
gevelsteentje dat nu nog de achtergevel van de
boerderij siert, is mogelijk afkomstig uit deze
kapel.
Cornelius werd geboren in Winschoten en was zilversmid van beroep, Daarnaast was hij sergeant in de ''Bataafse
Gewapende Burgermacht voor de provincie Stad en Lande’’. Hij kwam op De LInde terecht door zijn huwelijk. Op 31 mei
1805 trouwde hij namelijk in de kerk van Marum met zijn volle nicht Helena de Grijs. Dit huwelijk tussen neef en nicht kon pas
worden voltrokken nadat de katholieke kerk hiervoor speciale toestemming had verleend. Helena was een dochter van
Joannes Henricus (Jan) de Grijs en Johanna van Alserda en werd geboren op De Linde, evenals haar broer Reinoldus en
zusje Allegonda. De voorouders van hun moeder, de Alserda's waren generaties lang de eigenaren van De Linde geweest,
maar door het huwelijk van erfgename Johanna was het bezit aan de familie De Grijs gekomen. Het is geweldig dat van het
echtpaar Jan de Grijs en Johanna van Alserda twee prachtige schilderijen bewaard zijn gebleven, Hierdoor kunnen wij ons
een goed beeld vormen van deze mensen die tweehonderd jaar geleden, ten tijde van de oprichting van de gemeente in
Marum leefden. Dit in tegenstelling tot de andere gemeentebestuurders uit 1811, zoals maire Idsingh en adjunct maire
Bousema, waar helaas geen afbeeldingen van bekend zijn.
Cornelius en Helena trokken na hun huwelijk in bij haar ouders op De Linde. Cornelius hield zich voortaan hoofdzakelijk bezig
met het beheer van de landerijen en de vervening. Hij is beslist een gerespecteerd persoon geweest, want in 1811 werd hij
als Municipale Raad benoemd in de eerste gemeenteraad van Marum. Tot 1819 maakte hij deel uit van de raad en later
vanaf 1830 tot aan zijn overlijden in 1835 nogmaals een periode Op 16 januari 1809 overleed de schoonmoeder van
Cornelius en op 27 september 1810 werd zijn zoon Johannes Hendricus geboren Beide gebeurtenissen werden in een
advertentie in de Groninger Courant bekend gemaakt. Ook in deze zin onderscheidde de familie De Grijs zich van haar
plaatsgenoten, want dergelijke advertenties zijn van andere Marumers uit die tijd niet aangetroffen.
(Bron: Achtdorpennieuws, Heemkundekring VredewoldWest, Joke de Boer-Jager)